Verslag voorjaarslezing 2018: Margriet Mijnssen-Dutilh 'Van Eemmoeras tot Valleikanaal'
maandag 19 maart 2018
Na een welkomstwoord en korte inleiding door Ed Jonker, voorzitter van het PUG, vertelde Margriet Mijnssen in haar lezing ‘Van Eemmoeras tot Valleikanaal’ op lichte toon over de geschiedenis van de waterhuishouding in de Gelderse Vallei. Aan de hand van kaarten, foto’s en overstromingsanimaties lichtte ze de waterstaatkundige ontwikkelingen op de grens van de provincies Utrecht en Gelderland toe.
Mevrouw Mijnssen legde uit dat de Gelderse Vallei een gletsjerdal is tussen de stuwwallen van de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe. Dit dal liep vol vanuit het Almere, een open verbinding met de Noordzee. De Eem is dan ook een uitstulping van het Almere en geen rivier. Het was een dynamisch stroomgebied dat afwisselend leek op zee, een meer of een moeras of een combinatie van deze drie. Het droogvallende grensgebied tussen water en land heet maatland of mede. Zowel de elementen ‘Eem’ of ‘Amer’ en ‘maat’ of ‘mede’ vinden we in naamgevingen terug. (bijv. Amersfoort, Amerongen, Arkemheen, De Maat) Het laagste punt van de Vallei ligt bij Bunschoten op een peil van 0,5 m onder NAP, het hoogste punt vinden we op 90 meter boven NAP in het zuiden bij de Grebbeberg. Het verval in de Vallei bedraagt 7 meter. In het landschap maakt de dichtheid van het aantal sloten duidelijk dat het peil ten opzichte van NAP naar het noorden toe afloopt. Het stroomgebied van de Eem werd vanuit de middeleeuwen drooggelegd. Zo ontstonden de Eemlanden en werd de Eem een duidelijker waterloop in de richting van de Zuiderzee. Het Heemraadschap van de Rivier de Eem heeft deze tussen 1613 en 1615 laten vergraven tot een ‘rivier’, nuttig voor de bieruitvoer vanuit Amersfoort. Aangezien het geen echte rivier was moest er veel worden gebaggerd.
De stad Amersfoort zat, zoals mevrouw Mijnssen dat noemde, ‘op de kraan’ van de Vallei. In de stadsgrachten verzamelde zich het water uit de zuidelijke vallei. Het aloude principe ‘Wien water deert, die water keert’ gaf Amersfoort de macht het zuiden te laten overstromen door de waterdoorgang dicht te houden. De stad bezat in het noordelijk gedeelte van de Eemvallei de Slaagse dijken als waterkering. Die kon de stad ook gebruiken als overlaat van te veel zuidelijk water waardoor de Bunschoter polder overliep. Dat leidde tot onenigheid met de inwoners daar. Tegenwoordig is de stuw bij de Balladelaan in Amersfoort ‘de kraan’.
In de tweede helft van de 16e eeuw is met de turfwinning rond Veenendaal het hoogveen rond de Emminkhuizerberg afgegraven. Dit verstoorde de waterhuishouding omdat hier de waterscheiding lag tussen de Rijn en de Zuiderzee. Doordat de afgravingen een maaiveldverlaging van 5 meter veroorzaakten stroomde het water niet meer naar de Rijn af.
De Grebbedijk is het zwakke punt van de Vallei. Onenigheid over de richting van de afwatering leidde tot slecht onderhoud van de dijk en tot een doorbraak in 1651. Met de aanleg van de Slaperdijk op de provinciegrens is in 1652 de waterscheiding hersteld. Deze dijk, bedoeld om Gelders water te keren, functioneerde ten dele: aan de noordkant liep het water er omheen naar Utrechts grondgebied. De hieruit voortvloeiende spanningen duurden vier eeuwen, tot de aanleg en ingebruikname van het Valleikanaal in 1948. Het kanaal loopt langs de Grebbelinie.
De laatste grote overstroming in de Gelderse Vallei was in 1916. Ook andere delen van Nederland werden getroffen. Het leidde tot de uitvoering van het plan Lely om de Zuiderzee met een dijk met sluizen af te sluiten. Dat bood de mogelijkheid het waterpeil in het IJsselmeer te beheersen. Sindsdien kan de Eem, evenals de rivier de IJssel, het overtollige water gemakkelijk lozen. Het Valleikanaal functioneert als boezem.
Mevrouw Mijnssen liet zien dat er toch nog een deel van het Eemmoeras over is. Bij hoog water vormt zich namelijk moeras in het Binnenveld tussen Veenendaal en Rhenen evenals in de Schammerpolder ten oosten van Amersfoort. Het zijn de waterbergingsgebieden in tijden van hoog water. De bescherming door de Grebbedijk ligt momenteel op een doorbraakkans van 1 op 1250. De verwachte ontwikkelingen hebben het waterschap Vallei en Veluwe onlangs doen besluiten dit aan te passen tot een kans van 1 op 100.000.
Na de boeiende lezing leidden de vragen uit het publiek tot meer detailinformatie.
Verslag lezing Margriet Mijnssen-Dutilh op 6 maart 2018. Geschreven door Ria Efdee.